Boudewijn sleurde me bij mijn angst vandaan; nu pas leer ik de zijne kennen

Column Roos Schlikker in Parool, 24 -6 2023

Wat is hij klein opeens. Ik loop langs de kist waar zijn geliefde racefiets tegenaan staat. De fiets waarmee hij alpen bedwong. Altijd was hij als eerste boven.

Nu ligt hij daar. Tengere schouders. Magere borst. De grote mond veranderd in een smal bekkie. Gelukkig draagt hij zijn onafscheidelijke ruitjesblouse en pet. Hij was erin uit te tekenen, luid zingend in de kroeg. Het was geen feest als Boudewijn niet was geweest.

Als tiener sloot ik me aan bij theatergezelschap Toetssteen. Ik was bête en bang. Bang om te praten, op te vallen, ruimte in te nemen. Hij deed dat allemaal wel. Hij was een kleine dertig jaar ouder dan ik, maar we bleken van dezelfde muziek te houden (harde gitaren), ik dronk mijn eerste biertjes met hem, hij nam me op in zijn vriendengroep en introduceerde me in nachtcafés.about:blankhttps://acdn.adnxs.com/dmp/async_usersync.html

Op een avond sleepte hij me naar een zaaltje aan de rand van het IJ. Thé Lau, zanger van The Scene, gaf een soloconcert. Geen hond wist ervan, maar Boudewijn, Bous voor intimi, uiteraard wel.

Volle maan, oh volle maan, ik heb net veel gezien, van oude trouwe rauwe lust, door jou gewekt misschien. Ik voel me leeg en rusteloos, m’n arbeid is gedaan, mijn vriend beroer nu maar de toets, die zingt we moeten gaan.’

Die ene gitaarman die hees zijn longen leeg zong. Bous galmde mee. Waarna ook ik eindelijk mijn stem dorst te laten horen.

“Hatseflats!” brulde Bous door de nacht toen we besloten er nog eentje te nemen. En ik volgde hem. Jarenlang. De man met zijn grote stem, zijn grote persoonlijkheid. Zelfs de tekst op zijn rouwkaart was luid: ‘Hahaha! Flikker toch op, man!’

En dan hoor ik tijdens de begrafenis van die andere kant. Hoe hij als negenjarige zijn moeder verloor. Ik had geen idee. Over het leven daarna. Spanningen thuis. Het kind dat daar zo angstig van werd. En hoe die angst hem nooit helemaal had verlaten.

Op een scherm zijn foto’s geprojecteerd. Verkleedpartijen, theateroptredens, grote feesten, Bous als middelpunt. Plotseling zie ik op elke kiek niet alleen die kop vol bravoure maar ook het gezicht van een bang jongetje. Ik huil een beetje, omdat ik dat jongetje niet eerder zag. Hoeveel weten we als mensen nou echt van elkaar?

Boudewijn trok mij mijn schulp uit. Hij sleurde me bij mijn angst vandaan. Nu pas leer ik de zijne kennen. De angst ook die de afgelopen jaren opvlamde. Want zijn lijf vertoonde kuren, dat pezige sterke fietslijf. Zozeer dat de dood begon te lokken. Maar hoe besluit je zoiets?

De dood nam zijn eigen beslissing. Op een dag bleef Bous zitten in zijn stoel. Het was gebeurd. Dus zingen we nu nog eenmaal keihard het ellenlange verjaardagslied dat Boudewijn altijd aanhief. We proosten luidruchtig. En we mogen een cd meenemen uit zijn belachelijk grote collectie. Ik kies The Scene. Uiteraard. ‘Mijn vriend, beroer nu maar de toets, die zingt we moeten gaan.’

Dag Bous. Dag grote, kleine, luide, lieve, stoere, bange jongen. Hatseflats!